|
|
Dit voorjaar is De Milieuboot van 25 maart tot 2 april op het Boudewijnkanaal.
Schoolgroepen – tweede en derde graad lager onderwijs en eerste graad secundair
onderwijs - zijn van harte welkom. Tijdens de weekends en op woensdagnamiddagen
verwelkomen we verenigingen, milieuraden, families …
Het kanaal vertelt het verhaal van Brugge en haar band met de zee!
Het Boudewijnkanaal of Kanaal Brugge-Zeebrugge vormt de verbinding tussen Brugge en
de Noordzee (Zeebrugge). Het is 12km lang en zorgt ervoor dat de grootste kusthaven
van België in contact staat met het hinterland. Het kanaal begint in Brugge aan de dokken:
Groot Handelsdok, Nijverheidsdok en Klein Handelsdok. We treffen daar bedrijven aan die
bouwmaterialen, kolen of bulkgoederen (veevoeders, meststoffen, granen) over het water
vervoeren. In Zeebrugge herinneren velen zich het vervuilende Carcokes, maar na uitbouw
van de haven zijn het nu vooral auto’s, gas en verse groenten en fruit die er de dienst uitmaken.
In Brugge staat het Boudewijnkanaal via de Ringvaart in verbinding met het Kanaal Gent-Brugge-Oostende.
De dubbelkerende* Verbindingssluis in Brugge op het kruispunt van die waterwegen is bijzonder
belangrijk voor de waterbeheersing.
* Met een dubbelkerende sluis kunnen hoge waterstanden aan beide zijden van de sluis
tegengehouden worden, dus zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts de sluis.
Uitweg naar de zee
Om een belangrijke handelsstad te zijn en te blijven trachtte Brugge altijd een weg
naar zee te vinden (o.a. via het Zwin en Damme), maar na de Tachtigjarige Oorlog verloor Brugge
Sluis als zijn voorhaven. In de 17de
eeuw probeert men in Vlaanderen nog de handel te doen heropleven door de aanleg van het Kanaal
Gent-Brugge-Oostende, maar Brugge is dan al lang geen wereldhaven meer en speelt alleen op regionaal
vlak nog een rol.
Onder Napoleon werd gestart met de aanleg van een kanaal tussen Brugge en Breskens (vandaag bekend
als de Damse Vaart) maar dat project werd door de Belgische revolutie nooit afgewerkt. Pas met
Leopold II was er vraag naar een nieuwe zeehaven aan de kust. België moest immers inspelen op de
eerste maritieme revolutie waarbij de zeilschepen geleidelijk aan vervangen werden door stalen
stoomschepen die veel groter waren. Tussen 1896 en 1905 werd dan een zeekanaal gegraven tussen
Brugge en Zeebrugge, de voorhaven van Brugge aan de kust. In 1951, als Boudewijn I ter
gelegenheid van zijn kroning op bezoek komt, kreeg het zeekanaal de naam Boudewijnkanaal.
Economische opgang haven van Zeebrugge
In de beginjaren bleef het scheepvaartverkeer ontgoochelend laag: elk jaar ontving Zeebrugge 200
à 250 schepen. Dit kwam vooral door het gebrek aan terugvracht voor de schepen en het ontbreken
van adequate weg- en spoorverbindingen. Er werden wel een tweetal regelmatige lijndiensten ingelegd:
2 maal per week de passagiersdienst tussen Zeebrugge en Hull en een regelmatige verbinding met Rotterdam.
De belangrijkste industriële vestiging was de cokesfabriek.
Carcokes en Glaverbel
In Zeebrugge, grondgebied Zwankendamme, ligt op linkeroever de site van de voormalige
cokesfabriek ‘Carcokes’, opgericht begin 20ste eeuw. Engelse steenkool werd er omgezet
in cokes voor de staalindustrie in het Ruhrgebied en in de Elzas. Naast Carcokes lag de
glasfabriek Glaverbel (nu AGC Europe). De productie van glas vereiste nl. hoge temperaturen
(> 1500°C). Gas dat vrijkwam bij de verbranding van steenkool werd door Glaverbel gebruikt
in de ovens.
In de jaren ’60, de gouden jaren, draaide Carcokes op volle kracht. Maar door de slechte
economische toestand, de slabakkende staalproductie, de sluiting van de Limburgse koolmijnen,
de zware concurrentie uit Azië en vooral de milieuproblematiek, werd de fabriek in 1996
verplicht de deuren te sluiten. Wat overbleef was een van de zwaarst vervuilde terreinen van België.
In de loop van 2010 moet het 14ha grote terrein klaar zijn om ingenomen te worden door een nieuw (haven)bedrijf. De sanering zal in totaal meer dan 45 miljoen euro gekost hebben.
|
Vanaf 1960 groeide het economische belang van Zeebrugge: de grotere containerschepen en
gastankers konden gemakkelijk in de haven terecht. Vanaf 1970 tot 1985 werd de haven sterk
uitgebouwd: de nieuwe voorhaven lag in zee, beschermd door twee zeedammen en in de achterhaven
werden twee grote nieuwe dokken gebouwd. Nog altijd is de haven van Zeebrugge aan het
uitbreiden, dit deels in het natuurgebied ‘Dudzeelse Polder’.
In de haven valt de nieuwe brug over het Verbindingsdok op. Ze dient om nieuwe auto’s,
aangevoerd door zeeschepen, vlot naar de andere kant van de haven te brengen. De haven
van Zeebrugge is namelijk de belangrijkste Europese haven voor autotrafiek. Ook vallen
de grote torens van Fluxys op. Hier komt een 820km lange pijplijn toe die Noors aardgas
naar onze contreien brengt. In de bovengrondse opslagtanks wordt telkens 59 miljoen m³
vloeibaar aardgas in buffer gehouden om pieken in de gasconsumptie (tijdens de winterperiode)
op te vangen. Ook wordt een deel van de haven het European Food Centre genoemd. Hier zijn
bedrijven actief in het opslaan en behandelen van bananen, kiwi’s (Zespri), fruitsappen
(Tropicana) en aardappelen.
Polders … het water beheersen
Polders zijn laaggelegen gronden die door de mens gewonnen zijn op zee.
Oorspronkelijk wou men de polders beveiligen tegen wateroverlast en een gunstige waterhuishouding
tot stand brengen voor de landbouw en de algemene volksgezondheid. Het verlagen van het waterpeil
in een waterweg als het Boudewijnkanaal lijkt dus een eenvoudige oplossing. Maar de jongste jaren
is er ook meer aandacht gekomen voor andere waarden zoals natuur, recreatie, drinkwatervoorziening.
Waterbeheer in de polders is daarmee een ingewikkelde en delicate zaak. Er is zowel de voortdurende
vrees voor overstromingen, als de belangen van enerzijds landbouw en bewoning en anderzijds
milieu en natuurbehoud, die vaak een verschillend waterpeil verdedigen.
Te lage peilen in de polderwaterlopen zijn nadelig voor het milieu, vanwege een verhoogde
kans op bevriezing van vissen en waterplanten in de winter, en op verdroging van vochtgevoelige
vegetaties in het voorjaar. In de zomer worden de waterpeilen hoger gehouden om de landbouw
en veeteelt van voldoende water te voorzien.
|
Waterkwaliteit
Het Boudewijnkanaal wordt gevoed met water vanuit de zee en bestaat dus voornamelijk
uit brak (= zoutachtig) water. Het heeft de bestemming viswater, maar voldoet niet aan
de strenge viswaternormen voor ammonium en nitriet. De waterkwaliteit in Brugge is er door
de renovatie van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in 2004 wel opmerkelijk op vooruit
gegaan. Naast het effluent van de RWZI Brugge komt via een aantal overstorten ook nog verdund
huishoudelijk afvalwater in het Boudewijnkanaal terecht. Een laatste bron van vervuiling vormen
de bedrijven langs het kanaal die in bepaalde gevallen nog huishoudelijk of bedrijfsafvalwater
in het kanaal lozen. Deze vorm van vervuiling is vrij beperkt. In het verleden werden o.m.
door stad Brugge belangrijke inspanningen geleverd om illegale industriële lozingen op te
sporen en werden de bedrijven gedwongen zich in regel te stellen met de Vlarem-reglementering*.
* Vlarem is de letterafkorting van Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning:
het reglement heeft als hoofddoel het voorkomen en beperken van hinder, milieuverontreiniging
en veiligheidsrisico’s van bedrijven, handelszaken,...
Natuur
Bij de aanleg van het Boudewijnkanaal begin deze eeuw werden langs de oevers tonnen
zand opgespoten. Ter hoogte van Lissewege ligt achter dat talud op linkeroever het uniek
weidevogelgebied Ter Doest. Het landschap bestaat uit een aaneenschakeling van diverse
landschapstypes: rietvelden, rietkragen, sloten, kamgrasweiden.... De schrale gronden worden
begraasd door runderen. In de 12de eeuw vestigden de Cisterciënzers zich in de abdij van Ter
Doest en met hen veranderde het landschap ingrijpend: de polders werden door middel van dijken
drooggelegd en rond de abdij werd een groot gebied uitgeveend. Dit gebied kreeg de naam
‘Monnickenwerve’. De paters gebruikten de klei o.a. voor het bakken van stenen voor de bouw
van de abdij en de kerk van Lissewege.
De Dudzeelse Polder op rechteroever is nog een typische polderweide met de kenmerkende
water- en weidevogels, amfibieën en vochtminnende planten. Een deel van de Dudzeelse
Polder is in uitvoering van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn* ook aangeduid als
speciale beschermingszone. Opdat de Haven van Zeebrugge evenwel zou kunnen uitbreiden,
zijn er compensatiegebieden aangeduid die het verdwijnen van dit gebied of een deel ervan
moeten ondervangen.
* De Vogel- en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie,
waarin aangegeven wordt welke soorten en welke typen natuurgebieden (habitats)
beschermd moeten worden door de lidstaten.
|